Hallo, Ik word maandag geopereerd en moet zo gaan bellen voor de soort verdoving die ik ga krijgen... Maar ik wil geen keuze hebben ik wil gewoon onder narcose!!.. Heb je hier iets over te zeggen?
Hoor het wel
Groetjes,
denise.
er zit aan een narcose altijd een licht risico, maar ik begrijp dat je liever onder narcose geholpen wil worden, gewoon vragen dus als je een ruggeprik niet ziet zitten.
Sterkte Brenda.
ja, en dat zou via een voorgesprek uitgebried besproken moeten worden met je. Aan beide zitten voor en nadelen. Laat je goed informeren voordat je deze keuze maakt.
U heeft een gesprek met de anesthesioloog over de vorm van anesthesie die zal worden toegepast bij een geplande operatie of ingreep. De taak van de anesthesioloog houdt niet op als u in slaap bent. Tijdens de operatie bewaakt deze medisch specialist alle belangrijke lichaamsfuncties, zoals: ademhaling, bloedcirculatie en temperatuurregulatie en stuurt ze zo nodig bij. De anesthesioloog zorgt ook voor het op peil houden van uw vochtgehalte en een bloedtransfusie als er tijdens de operatie te veel bloedverlies optreedt. Ook de stolling van uw bloed ontsnapt niet aan de aandacht.
De anesthesioloog krijgt assistentie van anesthesiemedewerkers (gespecialiseerde verpleegkundigen). Samen houden ze u onafgebroken onder controle, vanaf het moment dat u in de operatiekamer arriveert tot het moment dat u naar de uitslaapkamer gaat. Ook na de operatie zorgt de anesthesioloog voor u op de verkoeverafdeling of brengt u naar de intensive care. Ook de pijnbestrijding na de operatie wordt door deze specialist geregeld.
Er zijn drie vormen van anesthesie:
1. algehele anesthesie of narcose
Bij deze vorm van anesthesie bent u in een diepe slaap, zodat u van de operatie niets merkt. Ook zult u zich niets van de operatie herinneren.
2. regionale anesthesie
Bij regionale anesthesie maken we een gedeelte van het lichaam (bijvoorbeeld een arm of het gehele onderlichaam) tijdelijk gevoel- en bewegingloos. Door een verdovingsmiddel rond een zenuw te spuiten kan deze tijdelijk worden uitgeschakeld. Is het voor uw operatie nodig dat een arm of hand verdoofd wordt, dan kunnen we de zenuwknoop (plexus) die naar de arm loopt, tijdelijk uitgeschakelen door het inspuiten van een verdovingsmiddel rond de zenuwen in oksel of hals.
Als het onderste deel van het lichaam verdoofd moet worden (bijvoorbeeld bij een operatie in de buik of aan een been), gebruiken we een 'ruggenprik'. Dit is een injectie dicht bij de wervelkolom. Bij een ruggenprik onderscheiden we twee vormen: de spinale en de epidurale anesthesie.
Bij de spinale anesthesie brengen we het verdovingsmiddel door middel van een prik met een dunne naald in het waterige vocht rond de zenuwen. Deze vorm van verdoving blijft tussen de twee tot zes uur effectief.
Bij de epidurale anesthesie brengen we een dun slangetje tussen de ruggenwervels, waarvan het uiteinde op uw rug is geplakt. Door dit slangetje kunnen we ook na de operatie een pijnonderdrukkend middel toedienen. De anesthesioloog komt elke dag langs voor controle.
Bij alle vormen van regionale anesthesie kunt u kiezen tussen wakker blijven of slapen, Dit kan door het gebruik van een licht slaapmiddel, dat u door een infuusslangetje toegediend krijgt.
Soms maakt uw gezondheidstoestand het nodig dat de anesthesioloog u tijdens de operatie intensief bewaakt.
Soms hoeft u (bv. na een plexusanesthesie van de arm) niet te blijven tot de verdoving is uitgewerkt. (Draag de arm wel in een mitella zolang deze verdoofd is).
3. locale anesthesie
Deze vorm van anesthesie passen we toe bij kleine ingrepen. U krijgt een prik dicht bij de te behandelen plaats. Het is niet noodzakelijk dat de anesthesioloog deze prik geeft, vaak doet de behandelende chirurg dat zelf.
Een medewerker van de anesthesie ontvangt u en plakt electroden op uw borst of armen om de hartslag te bewaken.
We doen een apparaatje op één van uw vingers om het zuurstofgehalte in het bloed te controleren.
U krijgt een manchet van de bloeddrukmeter om uw arm (of been).
We brengen een infuus aan in een bloedvat van uw hand of arm. (Bij kinderen kunnen we de huid met zalf verdoven, waardoor het prikje minder voelbaar is).
U wordt aangesloten op de bewakingsmonitor en alles is gereed voor de operatie.
De rol van de anesthesioloog op de operatiekamer
Vanaf dit moment blijft er een anesthesioloog of anesthesiemedewerker bij u in de buurt. Als is gekozen voor regionale anesthesie krijgt u nu de medicatie.
Voor de ruggenprik vragen we u te gaan zitten of op uw zij te liggen. De ruggenprik is niet pijnlijker dan een gewone injectie. Als de verdoving is ingespoten, merkt u eerst dat uw benen (of armen) langzaam warm worden en gaan tintelen. Even later worden ze gevoelloos en slap. Gedurende de operatie blijft de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker bij u. Afhankelijk van het gebruikte middel kan het drie tot zes uur duren voordat de verdoving volledig is uitgewerkt.
Als u gekozen hebt voor een regionale verdoving van de arm, krijgt u een prik van de anesthesioloog op de plaats waar de zenuwen lopen die naar de arm gaan. Als de naald op de goede plaats zit, spuit de anesthesioloog het verdovingsmiddel in. Korte tijd later merkt u dat de arm of hand gaat tintelen en warm wordt. Even later verdwijnt het gevoel en kunt u de arm en hand niet meer bewegen. Vaak lopen de pijnzenuwen namelijk samen met de zenuwen die de spieren laten werken. Die worden met de verdoving ook tijdelijk uitgeschakeld. Als de verdoving volledig is uitgewerkt, hebt u weer de normale kracht en beheersing over de spieren.
Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt. In dat geval zal de anesthesioloog soms wat extra verdoving bijgeven. In andere gevallen is het beter om een andere anesthesievorm te kiezen, bijvoorbeeld toch een algehele narcose. De anesthesioloog overlegt dat met u.
Als we u onder algehele anesthesie opereren, maakt u vanaf dit moment de operatie niet bewust mee. Als u slaapt brengen we soms een plastic buisje in uw luchtpijp. Via dit buisje beademen wij u gedurende de operatie. Na de operatie kunt u van het buisje enkele dagen last (keelpijn) houden.
De anesthesioloog bewaakt en bestuurt tijdens de operatie de functies van uw lichaam. Dankzij de bewakingsapparatuur kunnen we precies vaststellen hoe uw lichaam reageert. U krijgt medicijnen om de narcose te onderhouden. De ademhaling en de bloedsomloop kunnen we indien nodig ook bijsturen.
Als de chirurg klaar is met opereren, stoppen we de toediening van de anesthesiemedicatie en gaat u naar de uitslaapkamer (verkoeverkamer). Dit is een aparte ruimte vlakbij de operatiekamer. Hier blijft u enige tijd ter observatie. Gespecialiseerde verpleegkundigen zien erop toe dat u rustig bijkomt van de operatie. U bent aangesloten op bewakingsapparatuur en indien nodig krijgt u extra zuurstof.
Misschien hebt u gedurende langere tijd intensieve verzorging en bewaking nodig. U gaat dan naar de Intensive Care-afdeling. Soms hoort u dit al van te voren in andere gevallen hoort u het achteraf.
Vlak na de operatie kunt u zich slaperig voelen en af en toe wegdommelen. Dat is normaal.
Als de anesthesie of regionale verdoving uitgewerkt is, kunt u pijn krijgen in het operatiegebied. Wacht niet te lang met het vragen om een pijnstiller.
Door de anesthesie, maar ook als gevolg van de operatie kan misselijkheid optreden. U kunt de verpleegkundige vragen om een medicatie hiertegen.
Veel mensen hebben dorst na een operatie. Als u niet mag drinken kan de verpleegkundige uw lippen nat maken om de ergste dorst weg te nemen.
Zodra uw lichamelijke situatie het toelaat, brengen we u terug naar uw eigen verpleegafdeling.
Als u de dag van de operatie naar huis mag, moet u zorgen dat u door een volwassene begeleid wordt en dat u niet alleen thuis bent. Regel vervoer per taxi of eigen auto, maar rijdt niet zelf!
We raden u aan de eerste 24 uur na de operatie rustig aan te doen, geen machines te bedienen, geen belangrijke beslissingen te nemen en licht verteerbaar voedsel te eten.
Bijwerkingen van de anesthesie
Er kunnen vervelende bijwerkingen van de anesthesie optreden, zoals: hoofdpijn, misselijkheid en overgeven. Meestal verdwijnt dit binnen enkele uren.
De keelpijn en de heesheid (door het buisje in de keel) kunnen langer (een paar dagen) aanhouden.
U kunt rugpijn hebben op de plaats van de prik. De klachten verdwijnen meestal binnen enkele dagen.
Door irritatie van de zenuwen door de prik of door de gebruikte medicijnen kunt u na de regionale verdoving enige tijd last houden van tintelingen in arm of been. Ze verdwijnen meestal na enkele weken of maanden vanzelf.
Bij een regionale anesthesie van de onderste lichaamshelft worden ook de blaasspieren tijdelijk verdoofd. Het plassen kan daardoor moeilijker gaan.
Na spinale anesthesie kunt u hoofdpijn hebben (dit komt zelden voor). Deze hoofdpijn onderscheidt zich van 'gewone' hoofdpijn doordat ze minder wordt bij platliggen en erger bij overeind komen. De pijn is goed te bestrijden met pijnstillers en verdwijnt binnen een week vanzelf. Als de klachten zo hevig zijn dat u het bed moet houden, neemt u dan contact op met de anesthesioloog. Deze heeft mogelijkheden het herstel te bespoedigen.
Het is heel gewoon dat u zich na een operatie een tijdje niet fit voelt. Dat komt niet alleen door de anesthesie, maar ook door de ingrijpende gebeurtenis, die een operatie nu eenmaal is. Het lichaam moet zich in eigen tempo herstellen en dat kost tijd. Klachten als concentratie- en geheugenstoornissen verdwijnen zodra uw krachten weer toenemen.
Door verbetering van de bewakingsapparatuur, het beschikbaar komen van moderne geneesmiddelen en door een goede opleiding van de anesthesioloog en diens medewerkers is anesthesie tegenwoordig zeer veilig. Maar ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen.
Zo kunnen er allergische reacties op medicijnen ontstaan.
Bij het inbrengen van de beademingsbuis kan uw gebit beschadigd worden.
En door een ongelukkige houding tijdens de operatie kan een zenuw in arm of been beklemd raken, waardoor tintelingen en krachtverlies optreden.
Ernstige complicaties door de anesthesie vloeien vrijwel altijd voort uit onvoorziene omstandigheden tijdens de ingreep. Vraag gerust of de anesthesie in uw geval bijzondere risico's met zich meebrengt.
Ik heb voor het verwijderen van mijn baarmoeder een ruggenprik gehad met een pompje voor de verdoving na de operatie.
Na de operatie heb ik gebruik gemaakt van het pompje om de pijn te bestrijden.
Tijdens het gebruik hiervan kreeg ik plotseling heel erge rugpijn en wist niet meer hoe ik moest liggen.
Ik had net een injectie tegen trombose gehad en mocht het pompje dus niet verwijdert worden.
Deze rugpijn bleef erg lang hangen en verdween dus ook niet ondanks de morfine die ik in mijn lichaam had.
Het is nu 2 weken geleden en nog voel ik mijn rug ter hoogte van de plek waar de prik was gezet.
In de afgelopen weken heb ik ook erg last van mijn benen gehad.
Erg veel pijn voornamelijk aan het eind van de dag en in de nacht als mijn lichaam aan het rusten was.
Dit soort pijn had ik vroeger als ik een migraine aanval moest krijgen.
De migraine bleef echter uit wel af en toe lichte hoofdpijn maar geen migraine.
Ook heb ik sinds de ruggenprik last van mijn stuitje en dit wordt steeds erger.
Even zitten op een harde stoel is er niet bij en te lang zitten ook niet.
Fietsen is pijnlijk en te lang lopen zorgt ook voor pijn in in mijn stuit.
Horen deze complicaties allemaal bij de ruggenprik.
Nee, dit hoort niet bij een ruggenprik en dit is reden om direct contact op te nemen met de behandelend anaesthesist die jou tijdens de operatie bijgestaan heeft. Sterker, ik vind de uitbreiding naar jouw stuitje zorgelijk klinken. Misschien valt het allemaal mee maar omdat de klachten progressief zijn zou ik toch het zekere voor het onzekere nemen en in ieder geval bellen met de afdeling gyanecologie van het ziekenhuis waar je geholpen bent en je vraag daar neerleggen.
Als je nieuws hebt, wil je dat dan laten weten?
De Body Mass Index (BMI) geeft uw gezondheidsrisico weer o.b.v. uw lichaamsgewicht en lengte. Vul het in en ontvang direct per mail de uitslag met het bijbehorende gezondheidsadvies