Gelezen in de Volkskrant, belangrijk nieuws.
[i]Zwangere vrouwen met kanker zijn soms goed te behandelen. In België zijn daarmee positieve ervaringen opgedaan. Alleen de kennis onder artsen laat nog te wensen over.
Het was een jonge aanstaande moeder in wie leven en dood om voorrang streden, die het team van de Vlaamse hoogleraar professor Frederic Amant aan het denken zette. Monica Tomczuk was drie maanden zwanger toen bij haar baarmoederhalskanker werd ontdekt en haar arts zei dat de baby, in het belang van haar herstel, moest worden weggehaald. Haar eerste kind had ze verloren na een vroeggeboorte, en ze wilde er alles voor doen om niet ook het tweede te verliezen.
Ze vroeg gynaecologisch oncoloog Amant om de alternatieven voor een abortus te onderzoeken. Die alternatieven bleken er te zijn: Amant ontdekte in de internationale medische literatuur summiere informatie over de behandeling van kanker in de zwangerschap. Hoewel de beschreven resultaten onzeker waren, besloot het team Tomczuk chemotherapie te geven. Ze beviel van een gezonde zoon.
Maar hoe zou het de kleine Victor verder vergaan? Zou de chemokuur, waar hij in de baarmoeder beslist iets van had meegekregen, toch tot afwijkingen leiden? Zou hij op latere leeftijd misschien zelf kanker krijgen? En zou hij normaal vruchtbaar zijn?
Amant, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven, besloot Victor te blijven zien en op zoek te gaan naar vergelijkbare vrouwen en kinderen. Zo ontstond er een wereldwijd uniek onderzoeksproject. In samenwerking met het UMC St Radboud in Nijmegen en het universiteitsziekenhuis in Praag worden nu vijftig kinderen gevolgd. Veertien van hen zijn onder controle bij kinderartsen en psychologen in Nijmegen, onder supervisie van oncoloog Nelleke Ottevanger. De kinderen ondergaan geregeld cardiologische, neurologische en psychologische onderzoeken. Om zoveel mogelijk kinderen te traceren, wil Amant ook elders in Europa contactensamenwerking.
De onderzoeksgroep is nog klein en de resultaten zijn nog pril, maar toch is Amant in zijn werkkamer in het Leuvense Universiteitsziekenhuis Gasthuisberg optimistisch gestemd. Bij gelijke medische behandeling is de prognose voor zwangere vrouwen met kanker gelijk aan die van andere kankerpatiënten, en zij hebben evenveel kans op een gezond kind als andere zwangere vrouwen. ‘We moeten voorzichtig zijn omdat we nog geen langetermijneffecten kennen’, zegt Amant, ‘maar vooralsnog is het tegendeel niet bewezen.’
Die kennis is bij veel artsen onbekend, weet hij uit ervaring. Jaarlijks krijgt 1 op de 1500 zwangere vrouwen kanker: dat komt voor Nederland neer op ruim twaalfhonderd vrouwen. Hoeveel van hen hun zwangerschap uitdragen, is onbekend. Amant hoort geregeld regelmatig dat artsen zwangere vrouwen twee opties bieden: wachten met behandelen totdat de baby rijp genoeg is om te worden gehaald, of het kind opofferen om de moeder te kunnen behandelen.
De eerste optie verslechtert de prognose voor de vrouw, de tweede ontneemt het ongeboren kind alle kansen die het heeft. De vrouwen zelf vrezen vaak dat beide partijen slechter worden van hun zwangerschap, zegt Amant. ‘Ze zijn bang dat ze zelf minder goed kunnen worden behandeld en dat hun kind door die behandeling afwijkingen zal oplopen.’
Maar een kind in de baarmoeder blijkt kan veel te kunnen hebben, zo blijkt. De kwetsbaarste meest kwetsbare periode is die tussen 4 en 12 vier en twaalf weken weken zwangerschap, zegt Amant, omdat dan alle organen worden aangelegd. In die fase is een operatie eventueel mogelijk, maar moeten bestraling en chemotherapie absoluut worden vermeden omdat die kans geven op ernstige afwijkingen. Na de 12de week gaan organen alleen nog groeien en kan er in principe weinig meer fout gaan, aldus Amant. Een uitzondering zijn de hersenen: het centrale zenuwstelsel ontwikkelt zich gedurende de hele zwangerschap en is daarom mogelijk vatbaarder voor de effecten van chemotherapie. Daarom richt het onderzoek onder de kinderen zich vooral op de ontwikkeling van hun hersencapaciteit.
Moederkoek
Het idee bestaat dat de placenta een natuurlijke barrière vormt, zegt Amant. ‘We weten van bijvoorbeeld antibiotica, medicijnen tegen epilepsie en drugs dat ze door de moederkoek heen gaan en een nadelige invloed kunnen hebben. Maar niet alle stoffen in het bloed van de moeder komen bij de foetus terecht. Een deel van de kwalijke stoffen in de chemo bereikt het kind, anders zou er in het eerste trimester van de zwangerschap ook geen kans op afwijkingen zijn. Maar het kind krijgt vermoedelijk niet de volle laag.’
Ook bestraling hoeft niet schadelijk te zijn. Om hun ongeboren baby te beschermen, krijgen zwangere vrouwen een loden schort voor. Alleen bestraling in het buikgebied moet worden vermeden. Een operatie is eveneens mogelijk, de narcose heeft geen nadelige invloed op het kind in de baarmoeder. Amant haalde zelfs ooit bij zwangere vrouwen een door kanker aangetaste eierstok en een deel van de baarmoederhals weg.
De Leuvense hoogleraar hoopt met zijn onderzoeksproject bij artsen een mentaliteitsverandering te bewerkstelligen. Zwangere vrouwen met kanker worden hier en daar wel behandeld, afhankelijk van de arts die ze treffen, maar een standaard ontbreekt. Onderzoek onder hun kinderen is van groot belang, zegt hij, om te achterhalen in hoeverre chemotherapie en bestraling schadelijk zijn.
Amant kent moeders die hem en zijn team innig dankbaar zijn omdat ze een gezond kind hebben gekregen terwijl hun eigen arts een abortus had voorgesteld. ‘Dat is moedgevend, het voelt alsof we opkomen voor de rechten van het ongeboren kind.’
Toch kunnen Amant en zijn collega’s niet voor alle ongeboren kinderen iets betekenen. Een kwart van de zwangere vrouwen met kanker heeft leukemie of een melanoom (agressieve huidkanker), kankersoorten die een grote kans geven op uitzaaiingen in de placenta. Soms is behandeling dringend nodig vóór de 12de week van de zwangerschap. Zij moeten dan meestal hun kind laten weghalen.
Ook de vrouwen zelf kunnen worden geconfronteerd met sombere prognoses, en dat leidt in de spreekkamer van oncoloog Amant tot hartverscheurende discussies. Zo De afgelopen drie maanden trof hij twee stellen die een keuze moesten maken over de zwangerschap terwijl duidelijk was dat de vrouwen zelf de ziekte niet zouden overleven. ‘Dan zit je tegenover een moeder die haar kind nooit zal zien opgroeien en een vader die nu al weet dat hij er straks alleen voor staat. Zij moeten een vreselijk zware afweging maken. Het eerste stel wilde het kind niet laten komen, de vrouw is een paar weken na ons gesprek al overleden. Het tweede paar zei: we gaan voor ons kind, dat is door de dood heen het symbool van onze liefde.’ [/i]