Waaruit bestaat de behandeling van trombose

De behandeling van trombose

Je natuurlijke bloedstolling zorgt ervoor dat eventuele wondjes automatisch worden gedicht. Bij trombose blijft het bloed echter (onnodig) stollen, zelfs als er geen wond is. Als zo’n bloedstolsel een bloedvat afsluit, kunnen er levensgevaarlijke situaties ontstaan. Waaruit bestaat de behandeling van trombose?

Wat is een trombosebehandeling?

Om te voorkomen dat het bloed minder snel samenklontert en de kans op trombose te verkleinen, moeten trombosepatiënten – al dan niet tijdelijk – een antistollingsmiddel gebruiken. Zo’n behandeling met antistollingsmiddelen wordt een antistollingsbehandeling genoemd. Het bloed mag daarbij niet te veel stollen, maar ook niet te weinig.

Wanneer krijg je een antistollingsbehandeling?

Antistollingsmedicatie wordt o.a. voorgeschreven:

  • Na een hartinfarct.
  • Bij een herseninfarct (beroerte, CVA en/of TIA).
  • Na plaatsing van een mechanische hartklep.
  • Na een instabiele angina pectoris (IAP).
  • Bij een trombosebeen.
  • Na een trombosearm.
  • Bij een longembolie.
  • Voor mensen die bedlegerige zijn.

Welke antistollingsmiddelen zijn er?

  • Cumarines.
  • Heparines.
  • DOAC’s.

Het verschil zit ‘m met name in de werkingsduur. Hoe langer de werking, hoe stabieler je INR-waarde; de waarde die aangeeft hoe snel je bloed stolt.

Cumarines

Cumarinetabletten gaan de werking van vitamine K tegen. Vitamine K zorgt onder andere voor de bloedstolling. Door gebruik van cumarines – ook wel vitamine K antagonisten of VKA’s genoemd – ontstaat een kunstmatig vitamine K-tekort, vermindert de bloedstolling en wordt de kans op trombose kleiner. Bekende cumarines of cumarinederivaten zijn acenocoumarol (merknaam Sintrom) en fenprocoumon (merknaam Marcoumar).

De werkingsduur van cumarines is afhankelijk van de werkzame stof:

  • Acenocoumarol
    Voor trombosepatiënten die acenocoumarol gebruiken, geldt een maximale werkingsduur van 48 uur. Acenocoumarol werkt snel en verdwijnt snel uit je lichaam als je stopt met de behandeling.
  • Fenprocoumon
    Voor trombosepatiënten die fenprocoumon gebruiken, geldt een maximale werkingsduur van 2 weken. Bij gebruik van fenprocoumon is de INR-waarde veelal stabieler.

Heparines

Heparine-injecties worden meestal ingezet bij acute situaties. Zodra je de diagnose trombose of embolie hebt gekregen worden direct heparine-injecties (LMWH-injecties) gegeven, in combinatie met reguliere antistollingstabletten. De injecties hebben een direct antistollingseffect, bij tabletten duurt dat iets langer. Zodra de tabletten voldoende effect hebben, kan het injecteren met die laagmoleculaire gewichtsheparines (LMWH) weer worden gestaakt.

Deze (tijdelijke) vorm van antistollingsbehandeling wordt tevens regelmatig toegepast bij trombosepatiënten tijdens de zwangerschap, bij bedlegerigheid of bij ontregeling door kanker. Ook bij bepaalde risicogroepen – denk aan mensen met een terugkerend tromboserisico of kunsthartklep – waarbij de INR-waarde te lang te laag blijft, worden naast de antistollingstabletten regelmatig LMWH-injecties ingezet.
De werkingsduur van heparine-injecties is afhankelijk van de dosis, variërend van 12 tot 24 uur.

DOAC’s

DOAC’s – Directe Orale Anti Coagulantia – zijn relatief nieuw op de markt. Er zijn vier soorten DOAC’s: rivaroxaban, dabigatran, apixaban en edoxaban. Deze direct en kortwerkende antistollingsmiddelen remmen de vorming van bloedstolsels in je bloed, door het beïnvloeden van één van de in je bloed aanwezige stollingseiwitten. Bij deze antistollingsbehandeling is geen bloedtest nodig om de INR-waarde te meten. Door de korte werkingsduur is stipte inname (therapietrouwheid) vereist om trombose te voorkomen.

Welk antistollingsmiddelen kies ik?

Niet elk antistollingsmiddel is zomaar voor iedereen geschikt. Elk antistollingsmiddel heeft zijn voors, tegens en bijwerkingen. Je arts of behandelend specialist bepaalt – in overleg met jou – op basis van je gezondheid, indicatie en leefstijl, welk antistollingsmiddel het beste bij je past.
Bekijk voordelen, nadelen, uitsluitingen en bijwerkingen van de verschillende soorten antistollingsmiddelen (en andere medicijnen) op www.apotheek.nl of www.lareb.nl.

Wat is een INR-waarde?

Bij gebruik van cumarines controleer je regelmatig de stollingswaarde van je bloed (de INR-waarde).
De INR-waarde geeft aan hoe snel het bloed stolt. Van nature is de waarde rond de 1. Een INR-waarde van 3 betekent dat het bloed dus 3 x langzamer stolt dan normaal: in plaats van in 15 seconden, stolt het bloed pas na zo’n 45 seconden.

Hoe meet je je INR-waarde?

Voor het bepalen van je INR-waarde zijn een aantal opties. Je bepaalt zelf welke manier van meten het beste bij je past:

  • Je gaat naar de lokale prikpost, er wordt een buisje bloed afgenomen middels het aanprikken van de ader in de elleboogplooi (venapunctie).
  • Heb je thuiszorg? De thuiszorgverpleegkundige controleert je INR-waarde – met een vingerprik – tijdens het zorgmoment (geholpen trombosezorg).
  • Je controleert je INR-waarde zelf – thuis of onderweg – met een vingerprik; vergelijkbaar met het prikken wat diabetespatiënten doen (trombose zelfzorg).
    Steeds meer trombosepatiënten kiezen voor zelfmeten vanwege de vrijheid, het gemak en tijdsbesparing. Op de achtergrond houdt een doseerteam je INR-waardes in de gaten, je ontvangt vanzelf bericht als je dosering moet worden aangepast.

 

Meer informatie over zelfmeten bij trombose vind je op www.trombosezelfzorg.nl.

 

Bron: De Nationale Trombose Dienst

Blijf op de hoogte met onze wekelijkse nieuwsbrief